Catecismo Catolico Completo

Catechismus van de rooms-katholieke apostolische kerk - voltooid

APOSTOLISCHE BRIEF «LAETAMUR MAGNOPERE»

APOSTOLISCHE GRONDWET «FIDEI DEPOSITUM»

PROLOGUE (1-25)

DEEL EEN - HET BEROEP VAN GELOOF

EERSTE DEEL: «IK GELOOF» - «WIJ GELOVEN» (26)

HOOFDSTUK EEN: DE MENS IS «IN STAAT» VAN GOD (27-49)

HOOFDSTUK TWEE: GOD OP DE VERGADERING VAN DE MENS

HOOFDSTUK DRIE: DE REACTIE VAN DE MENS OP GOD (142-143)

TWEEDE AFDELING: HET BEROEP VAN HET CHRISTELIJKE GELOOF (185-197)

HOOFDSTUK EEN: IK GELOOF IN GOD DE VADER (198)

HOOFDSTUK TWEE: IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS, DE ENIGE ZOON VAN GOD (422-429)

HOOFDSTUK DRIE: IK GELOOF IN DE HEILIGE GEEST (683-686)

TWEEDE DEEL

DE VIERING VAN HET CHRISTELIJKE MYSTERIE (1066-1075)

EERSTE DEEL: DE SACRAMENTALE ECONOMIE (1076)

HOOFDSTUK EEN: HET PASCULE MYSTERIE IN DE TIJD VAN DE KERK (1077-1112)

HOOFDSTUK TWEE: DE SACRAMENTELE VIERING VAN HET PASCULE MYSTERIE (1135)

TWEEDE AFDELING: "DE ZEVEN SACRAMENTEN VAN DE KERK" (1210-1211)

HOOFDSTUK EEN: DE SACRAMENTEN VAN DE CHRISTELIJKE INITIATIE (1212)

HOOFDSTUK TWEE: DE SACRAMENTEN VAN GENEZING (1420-1421)

HOOFDSTUK DRIE: DE SACRAMENTEN IN DE DIENST VAN DE GEMEENSCHAP (1533-1535)

HOOFDSTUK VIER: ANDERE LITURGISCHE FESTIVITEITEN (1667-1679)

DERDE DEEL

HET LEVEN IN CHRISTUS (1691-1698)

EERSTE SECTIE:

DE BEROEP VAN DE MENS: HET LEVEN IN DE GEEST (1699)

HOOFDSTUK EEN: DE WAARDIGHEID VAN DE MENS PERSOON (1700)

HOOFDSTUK TWEE: DE MENSELIJKE GEMEENSCHAP (1877)

HOOFDSTUK DRIE: DE REDDING VAN GOD: WET EN GENADE (1949)

TWEEDE SECTIE:

DE TIEN GEBODEN (2052-2082)

HOOFDSTUK EEN: "U ZULT DE HERE UW GOD MET AL UW HART LIEFDE,

MET AL UW ZIEL EN MET AL UW KRACHTEN »(2083)

HOOFDSTUK TWEE: «JE ZULT LIEFDE VAN JE BUURT ALS JEZELF» (2196)

VIERDE DEEL

HET CHRISTELIJKE GEBED (2558-2565)

EERSTE DEEL: GEBED IN HET CHRISTELIJKE LEVEN

HOOFDSTUK EEN: DE OPENBARING VAN HET GEBED (2566-2567)

HOOFDSTUK TWEE: DE TRADITIE VAN HET GEBED (2650-2651)

HOOFDSTUK DRIE: HET LEVEN VAN GEBED (2697-2699)

TWEEDE SECTIE:

HET GEBED VAN DE HEER: «VADER ONZE EIGENAAR» (2759-2760)